Om
voegen
te
snijden
gebruikt de metselaar of de voeger een
voegmes.
Bij het maken van de
gesneden lintvoeg
is het niet gemakkelijk om deze als
één lange lijn uit te voeren. Het gemakkelijkst lijkt het
om een lineaal te gebruiken die even lang is als de gevel breed.
Omdat deze niet hanteerbaar zou zijn gebruikt de voeger een
rij,
een lineaal die ruim twee bakstenen lang is. Voor de bovenkant van de voeg
zou een gewone lineaal kunnen volstaan, maar dan valt het niet mee om de
onderkant van de voeg te snijden zonder het hulpmiddel te verplaatsen.
Dat is ongewenst, want dan zullen beide kanten van de voeg vaak niet
meer evenwijdig lopen. De rij is daarom een 'lineaal' die bestaat uit een staaf die
gevat is in een beugel. De staaf rust op de voeg. De beugel wordt
wat omhoog gekanteld, zodat het snijmes van onder af door de opening heen
gestoken kan worden om de bovenzijde van de voeg weg te snijden. Door de
beugel omlaag te houden, kan het snijmes van bovenaf door de beugel
heen de onderkant van de voeg afwerken.
Voor het snijden van de
stootvoeg
is de rij niet te gebruiken.
Wie op de bouw hoort spreken over de 'rij', verstaat het misschien verkeerd.
Het kan zijn dat er gesproken wordt over de 'rei',
een lange lat die gebruikt wordt om te controleren of een lijn recht is.
Een gesneden lintvoeg bijvoorbeeld. De 'rei' wordt ook als 'rij' gespeld.
Goed luisteren helpt niet altijd.
Tekst: Jean Penders (01-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders